Poëzie is kunst. Het gedicht is het schilderij en de dichter is de schilder. De schilderkunst kent vele stromingen , de -ismen, zij vormen de kunstgeschiedenis. Wat vindt de dichter uit een bepaalde periode van de geschiedenis of vandaag de dag nu belangrijk? De poetica van de dichter.
Poetica houdt het geheel van opvattingen in van een auteur over literatuur. Deze opvattingen blijken uit gedane uitspraken zowel in als buiten het literaire werk. Al die opvattingen samen vormen de literatuurgeschiedenis.
We onderscheiden 4 soorten poëtica's:
1. Expressieve poetica
2. Autonomistische poetica:
3. Mimetische poetica:
4. Pragmatische poetica
Betekenis:
Ad1: de gevoelens en gedachten van de auteur staan centraal, autobiografisch werk, persoonlijkheid
Ad2: nadruk op vorm, stijl en structuur. Wordt vaak als ontoegankelijk werk ervaren, verwijst niet direct naar de werkelijkheid, geen expressiemiddel voor de schrijver en staat niet ten dienste van het publiek.
Ad3: de werkelijkheid is van belang!
Ad4: relatie met het publiek is belangrijk: amuseren of een wijze les, boodschap
Vaak wordt een werk ingedeeld in 2 of meer poëtica's.
Opvattingen van schrijvers kunnen in de loop van hun carrière wijzigen en interessant is ook de vraag of uitspraken van schrijvers in interviews en essays wel overeenkomen met hun literaire werk.
Grofweg kunnen we stellen , is het gedicht / bundel nu gemaakt als uitlaatklep van de schrijver, om het gedicht zelf, voor de lezer of om alleen de werkelijkheid te beschrijven?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten